In deze paragraaf komen de onderwerpen aan de orde die behoren tot het geldstromenbeleid van de gemeente. Dit zijn onder andere het risicobeheer (vooral rente- en kredietrisico), de financierings- en schuldpositie en het kasbeheer.
Algemeen
De uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie dient plaats te vinden binnen de kaders zoals gesteld in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen. In deze wet staan transparantie en risicobeheersing centraal. De transparantie komt daarbij bijvoorbeeld tot uitdrukking in voorschriften voor een verplichte financieringsparagraaf in de begroting en in het jaarverslag.
De risicobeheersing binnen de Wet fido richt zich op renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s. Binnen het risicobeheer van gemeente Utrecht zijn de twee eerstgenoemde risico’s het meest relevant.
Definitie van het begrip treasury: |
---|
Treasury zorgt voor de beschikbaarheid van geldmiddelen. De focus van de treasuryfunctie is met name gericht op feitelijke in- en uitgaande kasstromen, waaronder financieringskasstromen. Vooral die laatste staan centraal in deze paragraaf.
De doelstelling van de treasuryfunctie van de gemeente Utrecht is dat deze uitsluitend de lokale publieke taak dient en dat een prudent beleid gevoerd wordt binnen de kaders die zijn gesteld in de Wet fido.
Ontwikkelingen
Rente-ontwikkelingen.
De ontwikkeling van de rente gedurende het afgelopen jaar kan als volgt grafisch worden weergegeven:
Grafiek 1 Verloop rentetarieven over 2020
De korte 3-maands rente heeft zich gedurende 2020 bewogen tussen niveaus van min 0,25% tot min 0,55% tegen het einde van het jaar. De gemeente Utrecht profiteert van deze situatie bij het opnemen van dag- en kasgeldleningen. Door de negatieve rente krijgt de gemeente namelijk geld toe als zij kortlopend leent. Zie verder in deze paragraaf onder het kopje Saldobeheer.
De lange 10-jaars rente is gedurende 2020 gedaald van plus 0,2% naar min 0,2%. Indien een langlopende lening daadwerkelijk wordt opgenomen gelden er liquiditeitsopslagen bovenop het IRS-tarief. Per eind 2020 bedroeg deze opslag voor een 10-jaars lening circa 0,1 procentpunt en voor een 20-jaars lening circa 0,2 procentpunt.
Overige relevante ontwikkelingen
Actualisering Financieringsstatuut
Op 23 april 2020 is door de gemeenteraad het geactualiseerde Financieringsstatuut (voorheen: Treasurystatuut) vastgesteld. In dit Statuut zijn de volgende zaken bepaald:
- De opzet en inrichting van de financieringsfunctie
- Het financieringsbeleid: missie, doelstellingen, taakvelden, richtlijnen en limieten
- De organisatie rondom de financiering: verantwoordelijkheden, bevoegdheden, administratieve organisatie, planning & control en informatievoorziening
- Het beleid inzake de interne rente.
Wisseling huisbankierschap
Als uitkomst van een in 2019 uitgevoerde aanbesteding is het huisbankierschap per 1 januari 2020 overgegaan van ABN Amro Bank NV naar BNG Bank NV. De omzetting van het gehele gemeentelijke betalingsverkeer naar de nieuwe bank is succesvol en geruisloos verlopen.
Financiering en Schuldpositie
Schuldpositie en -definities
Gemeenten dienen een sluitende gemeentebegroting te hebben. Dit maakt dat gemeenten in de praktijk hoofdzakelijk lenen voor investeringen. Het lenen van geld leidt tot een schuldpositie. Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uit geleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. En hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente uiteindelijk aan andere publieke voorzieningen kan besteden.
Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen beheersen we de schuld aan de hand van interne schuldnormeringen, waarover verderop in deze paragraaf meer.
Schulddefinities
Binnen gemeenteland worden verschillende schulddefinities gehanteerd. In dit verband kunnen worden genoemd:
- De bruto gevestigde schuld
Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering.
- EMU-schuld
De EMU-schuld wordt gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector. Dit is de bruto gevestigde schuld onder aftrek van de leningen die van mede-overheden zijn opgenomen.
- Netto schuld
Dit betreft het (balans)saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen. Zie voor de opbouw van de netto schuld tabel 3. - Netto schuldquote
De netto schuld uitgedrukt als percentage van de inkomsten. Inkomsten bepalen immers in belangrijke mate hoeveel schuld een gemeente kan dragen. Dit kengetal maakt onderdeel uit van onze interne schuldnormering (zie hierna tabel 3, kengetal 1).
Opgenomen financiering
Onze gemeentelijke leningschuld nam gedurende 2020 met 92,5 miljoen euro af. Het verloop van deze schuld kan vanuit de hierboven omschreven definities als volgt worden weergegeven:
Tabel 1 Verloopoverzicht bruto gevestigde- en EMU-schuld over 2020
x € 1.000.000 | ||||
Soort | Restant hoofdsom | Betaalde aflossingen | Nieuw | Restant hoofdsom |
Onderhandse leningen | 285,0 | 35,0 | 320,0 | |
Medium Term Notes (MTN’s) | 205,0 | 35,0 | 170,0 | |
Subtotaal langlopende leningen | 490,0 | 35,0 | 35,0 | 490,0 |
Renteswaps (derivaten) | 388,0 | 55,0 | 333,0 | |
Subtotaal lange leningen | 878,0 | 90,0 | 35,0 | 823,0 |
Kortlopende leningen | 67,0 | 37,5 | 29,5 | |
Bruto gevestigde schuld | 945,0 | 127,5 | 35,0 | 852,5 |
Waarvan opgenomen van mede-overheden | 20,0 | 20,0 | ||
EMU-schuld | 925,0 | 127,5 | 35,0 | 832,5 |
Met betrekking tot bovenstaande leningenportefeuille zijn de volgende zaken relevant:
- In maart 2020 liep een MTN-financiering van 35 miljoen euro contractueel af. Deze is geherfinancierd als 20-jarige onderhandse fixe lening tegen 0,543%.
- Op derivaten is in 2020 55 miljoen euro afgelost. 5 miljoen euro hiervan betreft regulier lineaire aflossing. Daarnaast liep begin september 2020 een renteswap van 50 miljoen euro contractueel af. Gelet op de stand van de gemeentelijke geldmiddelen was er gedurende 2020 nog geen noodzaak om deze post te herfinancieren.
- In de Programmabegroting 2020 was voor 2020 nog een aanvullende langlopende financieringsbehoefte voorzien van circa 180 miljoen euro, onder meer door geplande investeringsuitgaven. Doordat deze uitgaven achterbleven en andere kasstromen ook een positievere ontwikkeling te zien gaven bleek er uiteindelijk in 2020 geen aanvullende financiering nodig te zijn. In de tekst onder tabel 3 wordt hierop nader ingegaan.
- Voor een volledige specificatie (conform BBV-voorschriften) van de derivatenportefeuille, aanvullende informatie over relevante contractbepalingen en onze strategie ten aanzien van break clauses verwijzen wij u naar de toelichting op de balans.
Netto schuld
De opbouw en het verloop van de netto schuld over 2020 kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 2 Verloopoverzicht netto schuld over 2020
x € 1.000.000 | |||
Soort | Stand per eind | Mutatie 2020 | Stand per eind |
Bruto gevestigde schuld | 945,0 | -92,5 | 852,5 |
Plus: | 177,0 | 81,8 | 258,8 |
Minus: | -203,1 | -3,5 | -206,6 |
Netto schuld | 919,0 | -14,4 | 904,6 |
Uit deze tabel blijkt dat de netto schuld over 2020 met ruim 14 miljoen euro is afgenomen.
Interne schuldnormering
Reeds begin 2014 hebben wij in een raadsbrief uiteengezet op welke wijze de gemeente Utrecht haar schuld wil beheersen en welke normeringen c.q. kengetallen daarbij in hun onderlinge samenhang worden gebruikt bij het beoordelen van de schuldpositie en schuldontwikkeling. Toegepast op de cijfers over 2020 geeft dit het volgende beeld:
Tabel 3 Schuldnormering 2020
x € | 1.000.000 | |||
Kengetal | Eenheid | Norm | Raming cf. PB2020 | Realisatie |
1. Netto schuldquote = | ||||
Netto schuld | 1.212,8 | 904,6 | ||
Baten voor bestemming | 1.361,7 | 1.783,3 | ||
Netto schuldquote | % | 100% | 89,1% | 50,7% |
2. Interne rentericonorm = | ||||
Netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger dan 10% van de leningenportefeuille (1) | miljoen euro | 87,8 | 90,0 | 90,0 |
3. Netto rentelasten = | ||||
Netto rentelasten niet hoger dan 4% van de exploitatielasten | % | 4,0% | 1,7% | 1,3% |
4. EMU-referentiewaarde = | ||||
EMU-saldo niet negatiever dan EMU- referentiewaarde (2) (3) | miljoen euro | -57,0 | -188,2 | 15,2 |
Uit deze tabel blijkt dat alleen de interne renterisiconorm licht is overschreden. Dit wordt mede veroorzaakte door de achterblijvende financieringsbehoefte van de afgelopen jaren. Het werkelijke renterisico ligt wel zeer ruim binnen de wettelijke norm; zie ook uitkomst tabel 6 verderop in deze paragraaf.
(1) De werkelijke restantschuld van de langlopende leningenportefeuille bedroeg per begin 2020 878 miljoen euro. Geraamd was 958 miljoen euro.
(2) Minteken = (geraamd) tekort; normwaarde conform Septembercirculaire Gemeentefonds 2019.
(3) Conform BBV richtlijnen is het gerealiseerde EMU-saldo elders in dit jaarverslag apart gespecificeerd.
Toelichting op netto schuldquote:
De nettoschuld per eind 2020 is circa 308 miljoen euro lager uitgevallen dan voorzien bij de geprognosticeerde balans in de Programmabegroting 2020. Nettoschuld bestaat uit (balans)posities met een langlopend- en die met een vlottend c.q. kortlopend karakter. De positie aan langlopende schulden is circa 306 miljoen euro lager uitgevallen dan geraamd. De kortlopende posities vertoonden per saldo nauwelijks een afwijking. De voornaamste oorzaken van de lagere nettoschuld zijn:
- een circa 69 miljoen euro lager uitgevallen boekwaarde van (im)materiële vaste activa, hoofdzakelijk vanwege minder dan voorziene investeringsuitgaven;
- een circa 81 miljoen euro hoger uitgevallen voorraad-balanspositie, hoofdzakelijk als gevolg van tussentijdse winstnemingen (‘robuuste ramingen’) op enkele grondexploitatie-projecten;
- een circa 338 miljoen euro hoger eigen vermogen doordat de resultaten voor bestemming over 2019 en 2020 in werkelijkheid veel positiever uitkwamen dan de oorspronkelijke ramingen, dit mede door genoemde winstnemingen uit grondexploitaties.
Daarnaast is de netto schuldquote lager uitgekomen doordat het totaal aan begrotingsbaten circa 421 miljoen euro hoger was dan geraamd (een zogenoemd 'noemereffect'). Deze hogere baten zijn mede veroorzaakt door tussentijdse winstnemingen op grondexploitaties en Rijks-tegemoetkomingen als gevolg van Corona. Zonder de hogere baten zou de netto schuldquote zijn uitgekomen op ruim 66%, ofwel circa 15 procentpunt hoger dan in bovenstaande tabel.
Toelichting op EMU-saldo:
Het EMU-saldo over 2020 is circa 203 miljoen euro positiever uitgekomen dan geraamd. In hoofdlijnen kan dit verschil verklaard worden door:
| 233 miljoen euro voordelig |
---|---|
| 42 miljoen euro voordelig |
| 64 miljoen euro nadelig |
Interne rente
De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Door middel van deze methodiek worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee zij zijn gefinancierd. Conform de begroting bedroeg het voor 2020 vastgestelde omslagpercentage 2%. De gemeente hanteert hierbij geen (egalisatie)reserve. Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als financieringsresultaat. Uit onderstaande tabel blijkt dat het financieringsresultaat over 2020 is uitgekomen op circa 4,7 miljoen euro. Dat was slechts fractioneel lager dan geraamd.
Tabel 4 Financieringsresultaat 2020
Bedragen zijn in duizenden euro’s
Omschrijving | Raming | Uitkomst | Afwijking | |||||
a | Externe rentelasten lange en korte financiering | 22.102 | 22.038 | 64 | ||||
b | Externe rentebaten | 475 | 420 | -55 | ||||
Saldo externe rentebaten en -lasten | 21.627 | 21.618 | 9 | |||||
c1 | Rente die aan de grondexploitatie moet worden toegerekend | -2.468 | -1.084 | -1.384 | ||||
c2 | Rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | 0 | ||||
c3 | Rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | 0 | ||||
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | 19.159 | 20.534 | -1.375 | |||||
d1 | Rente over eigen vermogen | 5.294 | 6.475 | -1.181 | ||||
d2 | Rente over voorzieningen | 1.400 | 1.400 | 0 | ||||
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 25.853 | 28.409 | -2.556 | |||||
e | De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | 30.606 | 33.138 | 2.532 | ||||
Renteresultaat op het taakveld Treasury (financieringsresultaat) | 4.753 | 4.729 | -24 |
Risicobeheersing
Treasuryrisico’s worden in het algemeen onderscheiden in renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en beschikbaarheidsrisico’s. Binnen de Utrechtse financieringssituatie zijn met name rente- en kredietrisico’s relevant.
Renterisico
De Wet fido onderscheidt twee renterisico’s, te weten het renterisico van de vlottende schuld en het renterisico van de vaste schuld. Voor beide soorten geldt binnen de Wet fido een eigen norm:
Het renterisico van de vlottende schuld: kasgeldlimiet.
Behoudens bijzondere marktomstandigheden is kortlopende financiering goedkoper dan langlopende financiering, maar heeft als risico dat de rentelasten meer aan fluctuaties onderhevig zijn. Om die reden is in de Wet fido een norm gesteld voor het maximum bedrag waarop de gemeente haar financiële bedrijfsvoering met kortlopende middelen (looptijd < 1 jaar) mag financieren: de kasgeldlimiet. De limiet wordt uitgedrukt in een percentage van het begrotingstotaal (8,5%). Zoals blijkt uit onderstaande tabel bedroeg de kasgeldlimiet van gemeente Utrecht voor het jaar 2020 ruim 126 miljoen euro. In deze tabel is voorts de ontwikkeling van de kasgeldlimiet over 2020 weergegeven.
Tabel 5 Kasgeldlimiet 2020
x € 1.000.000 | |
Bepaling kasgeldlimiet | |
Begrotingstotaal aan lasten conform Programmabegroting 2020 | 1.489,5 |
Percentage conform Wet Fido | 8,5% |
Kasgeldlimiet 2020 | 126,6 |
Omschrijving | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal |
---|---|---|---|---|
Gemiddelde positie netto vlottende schulden | 91,6 | 86,9 | 23,9 | 36,5 |
Kasgeldlimiet | 126,6 | 126,6 | 126,6 | 126,6 |
Overschrijding kasgeldlimiet | - | - | - | - |
of | ||||
Ruimte onder kasgeldlimiet | 35,0 | 39,7 | 102,7 | 90,1 |
Uit deze tabel blijkt dat de netto vlottende schuld in 2020 ruim binnen de kasgeldlimiet is gebleven.
Tegen het einde van 2020 liep de vlottende schuld weer op. Dat is een jaarlijks terugkerend patroon omdat de gemeente in de laatste twee weken van het jaar geen Algemene Uitkering ontvangt (circa 25 miljoen euro) en er bovendien hogere salarissen en afdrachten betaald moeten worden. Vaak gaat er in die periode ook een hoger dan normaal bedrag aan crediteurenbetalingen uit.
Grafisch kan het verloop van de netto vlottende schuld ten opzichte van de kasgeldlimiet gedurende 2020 als volgt worden weergegeven. Uit die grafiek blijkt dat de netto vlottende schuld gedurende 2020 afnam en zich richting nul heeft ontwikkeld. Dat is gunstig.
Grafiek 2 Verloop netto vlottende schuld ten opzichte van kasgeldlimiet over 2020.
Het renterisico van de vaste schuld: de renterisiconorm.
De Wet fido definieert vaste schuld als opgenomen geldleningen met een rentetypische looptijd groter of gelijk aan één jaar. Met de renterisiconorm biedt de Wet fido een richtsnoer om renteaanpassingen van financieringen en beleggingen goed in de tijd te spreiden. Het doel daarvan is het voorkomen van een overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar. Om dat te bereiken mag het totaal aan renteherzieningen en aflossingen op grond van deze norm per jaar niet meer zijn dan 20% van het begrotingstotaal.
Tabel 6 Renterisiconorm
x € 1.000.000 | |
Omschrijving | Bedrag |
Bepaling renterisiconorm | |
Begrotingstotaal aan lasten conform Programmabegroting 2020 | 1.489,5 |
Percentage conform Wet Fido | 20,0% |
Renterisiconorm 2020 | 297,9 |
Renterisico 2020 | |
Aflossingen | 90,0 |
Renteherzieningen | 0,0 |
Renterisico | 90,0 |
Ruimte binnen de norm | 207,4 |
Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht met haar financiering in 2020 ruim binnen de wettelijke renterisiconorm is gebleven.
Kredietrisico
Kredietrisicobeheersing richt zich op de kredietwaardigheid (en dus het risicoprofiel) van de tegenpartijen bij financiële transacties. Kredietrisico’s kunnen zich op twee manieren manifesteren:
- De risico’s uit hoofde van door de gemeente verstrekte geldleningen
- De risico’s uit hoofde van door de gemeente gewaarborgde geldleningen.
Verstrekte geldleningen
De gemeente Utrecht heeft uit hoofde van de publieke taak een aantal leningen verstrekt aan lokaal opererende organisaties. Op deze leningen loopt de gemeente kredietrisico.
De restant hoofdsom van de verstrekte geldleningen bedroeg per eind 2020 circa 35,9 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel 7 Verloopoverzicht verstrekte geldleningen over 2020
x € 1.000 | |||||
Soort | Restant hoofdsom | Ontvangen aflossingen | Nieuw | Restant hoofdsom | |
Leningen aan deelnemingen | 99 | 99 | 0 | 0 | |
Overige langlopende leningen incl. kredietfaciliteiten | 40.041 | 4.182 | 0 | 35.859 | |
Totaal | 40.140 | 4.281 | 0 | 35.859 |
In de Toelichting op de balans is deze leningenportefeuille bij het onderdeel Financiële vaste activa nader gespecificeerd.
Voor leningen in deze portefeuille met een hoog risicoprofiel zijn deels afzonderlijke risicovoorzieningen opgenomen of wordt deels rekening gehouden in het gemeentebrede risicomodel voor de bepaling van de noodzakelijke omvang van de algemene reserve.
Gewaarborgde geldleningen
Borgstellingen kunnen op twee manieren voorkomen, te weten directe borgstellingen en achtervang.
Bij directe borgstellingen staat de gemeente jegens geldgevers borg voor de betaling van rente en aflossing op langlopende geldleningen die door lokale organisaties, instellingen of verenigingen zijn aangetrokken die veelal activiteiten verzorgen die in het verlengde liggen van de gemeentelijke publieke taak. Bij borgstellingen in de sfeer van sport kan er sprake van zijn dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) als mede-borg optreedt. In dat geval wordt het risico gezamenlijk gedragen.
Achtervang houdt in dat de gemeente, al dan niet samen met het Rijk, een rol speelt in de zekerheidsstructuur van een waarborgfonds, bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Door deze structuur kunnen instellingen die bij het waarborgfonds aangesloten zijn tegen de laagst mogelijke rente lenen. Mede vanwege de strenge toelatingscriteria en periodieke toetsing door het fonds loopt de gemeente hierbij een lager risico dan bij directe borgstellingen.
De huidige achtervangovereenkomst met het WSW heeft een looptijd tot 1 januari 2024. Deze overeenkomst is van toepassing op de corporaties Mitros, Portaal, Bo-Ex, SSH en GroenWest. Voor enkele overige corporaties gelden specifieke achtervangovereenkomsten.
In 2020 zijn een tweetal nieuwe borgstellingen verstrekt in de sfeer van sport. Het risico op deze borgstellingen deelt de gemeente voor 50% met de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Dit betreft:
- Voetbalvereniging DVSU gemeentelijk risicodeel 110.000 euro
- St. Tafeltennis Promotie gemeentelijk risicodeel 57.500 euro
In totaal circa 0,17 miljoen euro aan gemeentelijk risicodeel.
De restant hoofdsom van de gewaarborgde geldleningen bedroeg per eind 2020 circa 537 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel 8 Verloop gewaarborgde geldleningen 2020
x € 1.000 | ||
Omschrijving | Netto geborgd bedrag per | |
31-12-2019 | 31-12-2020 | |
Directe borgstellingen | ||
Organisaties volkshuisvesting en monumenten | 8.840 | 8.161 |
Maatschappelijke- en zorginstellingen | 12.379 | 11.420 |
Sportorganisaties | 3.704 | 3.686 |
Subtotaal directe borgstellingen | 24.923 | 23.267 |
Achtervang in waarborgfondsen | ||
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (1) | 474.920 | 515.949 |
Waarborgfonds Eigen Woningen (uitvoerder Nationale Hypotheekgarantie) (2) | n.n.b. | n.n.b. |
Totaal | 499.844 | 539.216 |
(1) Het totaal door WSW geborgde restrestant met betrekking tot Utrechtse corporaties bedroeg per eind 2020 circa 2,06 miljard euro. Voor zover er ooit een beroep op de achtervang zal worden gedaan dan dient de schadegemeente daarvan 25% op te vangen. Dit zou voor Utrecht leiden tot een bedrag van circa 516 miljoen euro, zoals in bovenstaande tabel vermeld. Rijk (50%) en alle overige gemeenten in Nederland (25%) dragen in zo'n geval de rest, dit overigens allemaal in de vorm van renteloze leningen aan het WSW.
(2) Gemeenten zijn per 1-1-2011 uit de WEW-achtervang getreden. Voor NHG-garanties die tot dat moment zijn afgegeven blijft de gemeente nog wel aanspreekbaar. Tot dat moment was voor een hoofdsom van circa 2 miljard euro aan NHG’s binnen Utrecht afgegeven. Het WEW heeft geen informatie beschikbaar waaruit blijkt hoeveel daarvan per eind 2020 nog openstond.
Zowel WSW als WEW geven elk jaar een meerjarenprognose af met betrekking tot het mogelijke beroep op de achtervang. Gezien de eigen garantievermogens van beide fondsen wordt dat risico vooralsnog als nagenoeg nihil ingeschat.
Het bedrag aan directe borgstellingen is over 2020 per saldo met circa 0,9 miljoen euro afgenomen. Zoals hiervoor aangegeven zijn er voor circa 0,17 miljoen aan nieuwe borgstellingen. Daarentegen nam het totaalbedrag door reguliere aflossingen met circa 1,07 miljoen euro af.
Over het algemeen is het risicoprofiel van de direct gewaarborgde geldleningen laag. Per eind 2020 was bij de volgende borgstellingen sprake van een verhoogd risico:
Categorie | Omschrijving | Risico |
---|---|---|
Monumenten | NRF Monumentenzorg (restant hoofdsom 5,51 miljoen euro) | Middel |
Monumenten | NRF Stichting Domplein (restant hoofdsom 0,96 miljoen euro) | Hoog |
Sport | Stichting Rijnvliet (restant netto gewaarborgd 0,62 miljoen euro) | Middel/hoog |
Op grond van het Kader geldverstrekkingen dient per nieuw gewaarborgde geldlening een aparte risicovoorziening te worden ingericht, tenzij de betreffende post wordt meegenomen in het gemeentelijke risicomodel. Wij informeren u afzonderlijk indien het risicoprofiel van verstrekte leningen en van verstrekte waarborgen op leningen zich ongunstig ontwikkelt.
Voor verdere specificatie verwijzen wij naar de het Overzicht van gewaarborgde geldleningen.
Beschikbaarheidsrisico
Met ingang van 2020 beschikt de gemeente bij BNG Bank over een kredietlimiet van 30 miljoen euro en een intradaglimiet van 120 miljoen euro.
Bovendien heeft de gemeente, vanwege haar overheidskredietwaardigheid, nagenoeg onbeperkte toegang tot zowel de geld- als de kapitaalmarkt. Het beschikbaarheidsrisico kwalificeren wij daarmee als nagenoeg nihil.
Kasmanagement
Het betalingsverkeer van Utrecht vindt volledig plaats vanuit de afdeling Financiën Inkoop en Juridische zaken (FIJ). Dit betreft het beheer van het gemeentelijke rekeningstelsel, het coördineren van bevoegdheden, het verrichten van feitelijke betalingen en het incasseren van vorderingen.
Naast BNG Bank als huisbankier heeft de gemeente betalingsverkeerrelaties met ABN Amro Bank (als noodcircuit ingeval van verstoringen bij BNG) en de Rabobank.
Saldobeheer
Vanuit het centrale beheer verzorgt FIJ de gemeentelijke saldoregulatie. Dit houdt in dat tekorten of overschotten in rekening courant worden aangevuld respectievelijk uitgezet en wel zodanig dat het gemeentelijke banksaldo zoveel mogelijk naar nul wordt gestuurd, hierbij rekening houdend met de wettelijke bepalingen inzake kasgeldlimiet en de Regeling Schatkistbankieren. In 2020 kwam dit hoofdzakelijk neer op indekking van tekortsaldi. Dergelijke acties vonden bijna alle werkdagen plaats op de geldmarkt. Gedurende 2020 zijn 248 kas- en daggeldtransacties gedaan met een totale hoofdsom van een kleine 10,0 miljard euro. De rente op deze kortlopende leningen is gedurende geheel 2020 negatief geweest rond een gemiddeld niveau van -0,50%. Een negatieve rente betekent dat de gemeente geld toe krijgt indien zij kortlopend geld leent.
Het opvangen van tekortsaldi door middel van kas- en daggeldtransacties is in termen van rentekosten voordeliger dan dat dit binnen de kredietlimiet plaatsvindt (‘roodstand’). Over 2020 leverde dit een besparing op van 0,27 miljoen euro.
Schatkistbankieren
Op grond van de Regeling Schatkistbankieren dienen decentrale overheden tijdelijk overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist aan te houden, dit met uitzondering van een zeker drempelbedrag. Wel mogen overtollige middelen bij mede-overheden worden uitgezet. Anderszins beleggen is niet meer toegestaan.
Voor 2020 bedroeg het drempelbedrag voor de gemeente Utrecht circa 5,7 miljoen euro. Per kwartaal wordt bezien of de gemeente binnen deze drempel geopereerd heeft. In 2020 was dat in alle kwartalen het geval. De zogenoemde ruimte onder het drempelbedrag luidde:
- 1 e kwartaal: circa 0,8 miljoen euro
- 2 e kwartaal: circa 4,3 miljoen euro
- 3 e kwartaal: circa 3,7 miljoen euro
- 4 e kwartaal: circa 1,5 miljoen euro
Voor nadere specificatie verwijzen wij u naar de tabel in Toelichting op de balans onder de post Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar.
In 2020 is er eenmaal een plaatsing in 's Rijks Schatkist geweest. Deze plaatsing deed zich medio december 2020 voor als gevolg van een omvangrijke incidentele ontvangst. Daarbij is een bedrag van 25 miljoen euro twee dagen op de Schatkistrekening ondergebracht. Per eind 2020 bedroeg het Schatkistsaldo dus nihil. De rentevergoeding over in de Schatkist geplaatste geldmiddelen is eveneens nihil.